In het kenniscentrum van Adelante en de Universiteit van Maastricht werkt een jonge vakgroep aan het naar een hoger plan brengen van de revalidatiegeneeskunde. Recent onderzoek richt zich op het fysiek functioneren van patiënten met (a-specifieke) chronische lage rugklachten.
Chronische pijn door lage rugklachten is een veelvoorkomend en bovendien lastig probleem voor de gezondheidszorg. Niet zelden ondervinden mensen met chronische pijn dusdanige beperkingen in hun leven dat zij uitvallen en depressief raken. Omdat er vaak geen medische oorzaak aangewezen kan worden, blijven zij ook ‘shoppen’ in de zorg, waardoor het relatief dure patiënten zijn. De verwachting is dat deze kosten de komende jaren stijgen omdat lage rugklachten door de vergrijzing alleen maar meer voor gaan komen. Goede therapie kan dus een positief effect hebben op de kosten van de zorg.
Subgroepen
Voor het onderzoek zijn 116 patiënten met lage rugklachten zonder aanwijsbare medische oorzaak onderzocht. Twee onderzoeksvragen stonden centraal: de factoren die beïnvloeden hoe iemand fysiek functioneert en de mogelijkheden die het biopsychosociaal model kan bieden voor nieuwe revalidatie-behandelingen. Veel bestaande therapieën voor mensen met chronische lage rugklachten gaan ervan uit dat de patiënten bepaalde bewegingen bewust vermijden en hierdoor minder actief zijn. De praktijk wijst echter uit dat er ook een groep mensen met chronische rugklachten is die ondanks de pijn gelijke en soms zelfs meer activiteit vertonen dan gezonde mensen. Aangezien de behandelingen vooral gericht zijn op het activeren van minder actieve mensen, zou aan deze ‘persisteerders’ een andere behandeling moeten worden aangeboden.
Conclusie
Het onderzoek toont aan dat zowel het vermijden als het doorgaan met bewegen geen goede strategie is en dat beide patiëntgroepen een specifieke benadering vragen. Hiervoor is het van belang dat de arts of therapeut de patiënt op basis van zijn of haar bewegingsgedrag en omgaan met pijn goed en snel kan identificeren om vervolgens een behandeling op maat aan te bieden. Een mogelijk vervolgonderzoek kan gericht zijn op de ontwikkeling van een screeningsinstrument waarmee op basis van biopsychosociale kenmerken een gerichte interdisciplinaire behandeling kan worden ingezet, die rekening houdt met elk aspect van pijn.